Als iemand iets verkeerd heeft gedaan, dan moet hij of zij gestraft worden. Dan kan op veel verschillende manieren en ging vroeger vaak anders dan nu. Je kunt iemand straffen op een manier dat hij niet weer dezelfde fout kan maken. Iemand die zich misdraagt in een voetbalstadion kun je een stadionverbod opleggen, dan kan hij zich daar niet nog een keer misdragen. Maar je kunt iemand ook straffen zodat hij goed maakt wat hij fout heeft gedaan. Als iemand een bushokje kapot maakt, dan moet hij de kosten voor een nieuw bushokje vergoeden. Iemand ook straffen zodat hij gaat leren van zijn fouten is ook een optie. En ten slotte kan je iemand ook straffen zodat de persoon die gestraft wordt echt voelt dat hij iets verkeerd heeft gedaan. Dat kan bijvoorbeeld door iemand een boete op te leggen of een gevangenisstraf te geven.
Het straffen van misdadigers en overtreders van de wet ging vroeger heel anders dan tegenwoordig.
Straffen vroeger
Oog om oog, tand om tand. Volgens dat principe werd vroeger vaak gestraft en in sommige culturen geldt dat nog steeds. Voor bijvoorbeeld een moord wordt altijd hetzelfde gestraft, maar er zijn natuurlijk meerdere soorten moord. De straf die een dader voor een bepaald misdrijf krijgt staat vast. Deze kan alleen onder bepaalde voorwaarden worden veranderd! Er zit ook altijd een maximum aan de straf. Dus “een oog mag maximaal worden vergeleken met een oog, niet met iets anders”.
In Nederland is de doodstraf in 1870 afgeschaft. Maar de laatste executie vond in Nederland plaats in 1952. Het ging hier om twee oorlogsmisdadigers uit de Tweede Wereldoorlog. In een korte periode na 1945 zijn er onder ‘bijzondere rechtspleging’ nog 39 mensen geëxecuteerd. Een lijfstraf zoals zweepslagen was al eerder afgeschaft: in 1854. Maar in veel beschaafde en minder beschaafde landen bestaat dat soort straffen nog steeds. Bijvoorbeeld: Van dieven worden de handen afgehakt, omdat ze daarmee hebben gestolen. Drugshandelaren worden opgehangen. Seriemoordenaars komen op de elektrische stoel terecht.
De redenen waarom er gestraft wordt zijn in een land als Nederland langzaam veranderd. Vroeger lag de nadruk vooral op wraak. Misdadigers moesten boeten voor wat ze een ander hadden aangedaan. Ook de afschrikkende werking die van een straf kan uitgaan, werd heel belangrijk gevonden. Strenge straffen dienden als middel om anderen van de misdaad af te houden.
Al die motieven gelden nog steeds, maar er wordt nu beter over straf gedacht. Straffen moeten nuttig zijn voor de maatschappij. Ze moeten een veiligere maatschappij opleveren met mensen die vertrouwen hebben in de rechters. En misdadigers zouden niet alleen gestraft moeten worden maar ook geholpen. In principe zou een straf ook moeten werken als een heropvoeding van de dader. Maar dan duiken er allerlei vragen op waarover verschillend wordt gedacht. Kun je iemand straffen en tegelijkertijd ‘beter’ maken? Wordt iemand er beter van als je hem opsluit in een cel, of leert een crimineel in de gevangenis van andere criminelen juist nog meer fijne kneepjes van het misdaadvak? Komen boeven beter of slechter uit de bak dan toen ze erin gingen? Of zijn andere soorten straf beter?
Straffen nu in Nederland
Natuurlijk zijn de straffen bij misdrijven (bijvoorbeeld diefstal) strenger dan die bij overtredingen (bijvoorbeeld door rood licht rijden). De dader van een misdrijf krijgt een strafblad, de dader van een overtreding meestal niet. Mensen die een strafblad hebben, kunnen daar later veel last door krijgen. Bijvoorbeeld bij sollicitaties of het volgen van een opleiding. Als je een strafblad hebt en je wilt bij de politie, zal dat moeilijk gaan.
De hoogste straf in Nederland is levenslang. In theorie is deze straf ook echt levenslang. Op dit moment is het nog zo dat een levenslange gevangenisstraf alleen kan worden beëindigd door gratie. Gratie wordt verleend door de Koning. De laatste jaren is er echter vrijwel geen gratie meer verleend voor levenslange gevangenisstraffen. Er zijn mensen die meer dan dertig jaar vast zitten. Er loopt al jaren een discussie over de vraag of dit wenselijk en toelaatbaar is.
Vaak worden er voorwaardelijke gevangenisstraffen opgelegd. Bijvoorbeeld zes maanden waarvan vier voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Dat betekent dat de veroordeelde twee maanden moet zitten en als hij gedurende een periode van twee jaar niet de fout in gaat, vervallen de vier voorwaardelijke gevangenismaanden. Die voorwaardelijke maanden werken dus als een soort stok achter de deur.
Een andere straf is het elektronisch huisarrest. Iemand krijgt dan een elektronisch enkelbandje om zodat hij permanent gecontroleerd kan worden. Het huis mag hij dan niet of alleen op afgesproken tijden verlaten. Hij wordt dus de hele tijd in de gaten gehouden.
Sinds een aantal jaren kennen wij in Nederland ook de dienstverlening of taakstraf. Als een verdachte deze straf krijgt, moet hij of zij een bepaald aantal uren onbetaald werken voor een goed doel. Dit kan bijvoorbeeld een bejaardentehuis, een natuurinstelling of een ziekenhuis zijn. Er kan maximaal 240 uur taakstraf worden geëist. De taakstraf van 240 uur komt in de plaats van drie maanden gevangenisstraf. Maar er is een voorwaarde! Als iemand zijn taakstraf niet goed uitvoert, kan hij alsnog de gevangenis in gaan!
Geldboetes zijn in Nederland de meest voorkomende straf. Ook geldboetes kunnen voorwaardelijk worden opgelegd. Bijvoorbeeld duizend euro waarvan vierhonderd voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. En dan zijn er ook nog de bijkomende maatregelen. De dronken chauffeur die zijn rijbewijs moet inleveren of de vechtersbaas die zijn stiletto niet meer terugkrijgt. Op www.boetes.nl vind je meer informatie over verkeersboetes in Nederland.
Een bijzondere vorm van straf is terbeschikkingstelling, vaak afgekort als TBS. Eigenlijk is het geen straf, maar een maatregel om de maatschappij te beschermen. De rechter laat dan de misdadiger die geestelijk ziek is, opnemen in een speciale kliniek. Daar kan hij dan worden behandeld. Voor ernstige feiten kan iemand zelfs onbeperkt TBS opgelegd krijgen. Hij wordt dan eigenlijk voorgoed opgenomen in een inrichting. De rechter moet wel na een bepaalde periode oordelen of dwangverpleging (zo heet dat) nog nodig is.