Je bent pas een dader als bewezen is dat je iets strafbaars hebt gedaan. Daarom wordt een verdachte altijd gezien als een verdachte en nooit als een dader. Pas na afloop van een rechtszitting is het duidelijk of een verdachte wel of niet een dader is. Een verdachte hoeft geen antwoord te geven op vragen. Dat geldt op de rechtszitting, maar ook bij de arrestatie en tijdens het verhoor op het politiebureau. Zwijgen is een recht van de verdachte. Verder mag een verdachte ook liegen, behalve in de gevallen waarvan de wet uitdrukkelijk zegt dat het verboden is.
Zo is bijvoorbeeld het opgeven van een valse naam strafbaar. Voor een verdachte is het echter niet raadzaam om te liegen. Het kan nadelig voor hem uitpakken: de rechter die het strafbaar feit toch bewezen vindt, kan dan denken dat de verdachte er niet eens spijt van heeft en dat hij er zich probeert uit te draaien. Hij kan dan een hogere straf krijgen. Maar je mag dus wel liegen als verdachte over of je wel of niet iets strafbaars hebt gedaan. De reden hiervan is dat je als verdachte niet hoeft mee te werken aan je eigen veroordeling. Ook al heb je een moord gepleegd, dan nog mag je dat ontkennen. Want je hoeft de rechter of de politie niet te helpen om jou te straffen.
Een getuige is verplicht om op de zitting de waarheid te spreken. Daartoe legt een getuige een plechtige verklaring af: een eed of een belofte. Iemand die zich daar niet aan houdt en toch liegt, maakt zich schuldig aan meineed. En dat is strafbaar. Een verdachte legt geen eed af voordat hij zijn verklaring aflegt.
Een verdachte heeft het recht om het proces-verbaal en andere papieren van zijn zaak in te zien. Vanaf het ogenblik dat hij in de cel zit heeft hij recht op hulp van een advocaat. Verder mag een verdachte niet eindeloos worden vastgehouden. Daar gelden strikte regels voor. Binnen iets meer dan honderd dagen moet de zaak voor de rechter komen. Heel soms duurt het langer.